Terug naar de homepage van de Van Gogh Galerij

Biografie


Vincent van Gogh--age 19 "Wat mij betreft, ik maak me vrij vaak zorgen dat mijn leven niet kalm genoeg is geweest; al die teleurstellingen, tegenslagen, veranderingen maken dat ik mij in mijn kunstenaarsloopbaan niet natuurlijk en ten volle ontwikkel."

Vincent van Gogh
Brief W11/768
16 juni 1889

Self-portrait: Art Institute of Chicago

De hieronderstaande biografie is zeker niet bedoeld als een complete en allesomvattende beschrijving van het leven van Vincent van Gogh. Het is slechts een algemeen overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen in het leven van Vincent van Gogh. In mijn afdeling "Boeken" heb ik een pagina ingelast speciaal gewijd aan Van Gogh biografieën en daar beveel ik een aantal van de beste aan. De eerste en de beste is Jan Hulsker's Lotgenoten. Het leven van Vincent en Theo van Gogh (Weesp, 1985)--zeer sterk aanbevolen.

Voor een chronologische samenvatting van Van Gogh's leven kunt U de afdeling Chronologie raadplegen.


De eerste jaren

Vincent van Gogh is geboren in Groot Zundert, op 30 maart 1853. Hij is geboren precies één jaar nadat zijn moeder was bevallen van een dood geboren kind, dat ook de naam Vincent kreeg. Er zijn veel speculaties gedaan over het mogelijke verband, dat zou bestaan tussen het psychologisch trauma waar Vincent later aan leed, en het gevoel de plaats in te nemen van een gestorven broertje, met dezelfde naam en geboren op dezelfde dag. Deze theorie blijft evenwel onbevestigd, en er is geen actueel historisch bewijs om dit te ondersteunen.

Vincent van Gogh--age 13 Van Gogh was de zoon van Theodorus van Gogh (1822-85), dominee van de Nederlands Hervormde Kerk, en Anna Cornelia Carbentus (1819-1907). Jammer genoeg is er weinig informatie over de eerste tien jaren van het leven van Vincent van Gogh, zo ook weinig over de vijf jaren daarna. Van Gogh ging twee jaar naar de lagere school in Zevenbergen en daarna voor twee jaar naar de Koning Willem II school in Tilburg voor vervolg onderwijs. Toen hij 15 jaar was, in 1868, verliet hij de school en daarmee voorgoed het onderwijs.

In 1869 werd Vincent van Gogh medewerker bij de firma Goupil & Cie., kunsthandelaars in Den Haag. De familie Van Gogh had sinds jaren contact met de kunstwereld. De beide ooms van Vincent, Cornelis (oom Cor) en Vincent (oom Cent) waren kunsthandelaren. Zijn jongere broer Theo werkte later als kunsthandelaar, wat van grote invloed is geweest op Vincent's carriere als kunstenaar.

Vincent was redelijk succesvol als kunsthandelaar bij Goupil & Cie. en bleef daar meer dan zeven jaar. In 1873 werd hij overgeplaatst naar het filiaal van de kunsthandel in Londen en raakte snel gegrepen door de culturele sfeer in Engeland. Eind augustus verhuisde Vincent naar Hackford Road 87 in het pension van Ursula Loyer en haar dochter Eugenie. Er wordt gezegd, dat Vincent verliefd zou zijn geweest op Eugenie, maar eerder verschenen biografieën noemen abusievelijk Eugenie voor haar moeder, Ursula. Nadat een tiental jaren verwarring over de namen had bestaan, wordt aan de hand van nieuw bewijsmateriaal verondersteld dat Vincent helemaal niet verliefd was op Eugenie, maar op een Hollandse vrouw, Caroline Haanebeek. De waarheid blijft onduidelijk.

Vincent van Gogh bleef twee jaar in Londen. In die tijd bezocht hij er de vele kunstgalerieën en musea. Hij werd een groot bewonderaar van veel Britse schrijvers, zoals George Eliot en Charles Dickens. Ook voor de Britse grafici, die o.a. het tijdschrift The Graphic illustreerden had hij veel bewondering. Deze illustraties inspireerden en beïnvloedden van Gogh in zijn latere jaren als kunstenaar.

In de loop der jaren kwam de samenwerking tussen Vincent en Goupil meer en meer onder spanning te staan en in mei 1875 werd hij overgeplaatst naar het filiaal van de kunsthandel in Parijs. Na enige tijd werd het duidelijk voor Vincent dat hij geen voldoening meer vond in het verkopen van schilderijen, die vaak niets van doen hadden met zijn eigen gevoel of smaak. Vincent verliet Goupil eind maart 1876 en besloot terug te gaan naar Engeland, waar hij een gelukkige tijd had doorgebracht.

In april begon Vincent als onderwijzer op de school van dominee William P. Stokes in Ramsgate. Hij stond voor een klas van 24 jongens in de leeftijd tussen 10 en 14 jaar. Uit zijn brieven is op te maken dat Vincent plezier had in het lesgeven. Na verloop van tijd vertrok hij naar Isleworth, naar de jongensschool van dominee T. Slade Jones. In zijn vrije tijd bezocht Van Gogh opnieuw musea en bewonderde hij veel kunstwerken die hij daar zag. Ook verdiepte hij zich in de bijbelstudie, en bracht uren door met lezen en herlezen van het Evangelie. De zomer van 1876 was waarlijk een tijd van geestelijke verdieping voor Vincent van Gogh. Hoewel hij opgroeide in een godsdienstige familie, overwoog hij pas nu serieus om zijn leven te wijden aan de Kerk.

Met de bedoeling zich om te scholen van onderwijzer tot geestelijke verzocht Vincent dominee Jones om hem meer verantwoordelijkheid te geven. Jones stemde hiermee in en Vincent begon als spreker bij samenkomsten die gehouden werden in de parochie van Twinham Green. Deze preken dienden om Vincent voor te bereiden op de taak waar hij lang naar uitgezien had: zijn eerste zondagpreek. Ofschoon Vincent enthousiast was over zijn vooruitzichten als dominee, waren zijn preken wat glansloos en mat. Vincent had, net als zijn vader, een passie voor preken, maar miste de macht en hartstocht om dit goed over te dragen.

Onverschrokken koos Vincent van Gogh er voor, na bezoek aan zijn familie tijdens de Kerstdagen, in Nederland te blijven. Na de eerste maanden van 1877 in een boekhandel in Dordrecht te hebben gewerkt, vertrok Vincent op 9 mei naar Amsterdam om zich voor te bereiden op een toelatingsexamen voor de universitaire studie theologie. Vincent kreeg les in Grieks, Latijn en wiskunde, maar door zijn gebrek aan deskundigheid werd hij uiteindelijk gedwongen na vijftien maanden de studie te stoppen. Vincent zou deze periode later beschrijven als "de slechtste tijd van mijn leven". In november slaagde hij er niet in zich te plaatsen voor de missieschool in Laeken na een proefperiode van drie maanden. Ondanks deze tegenslagen, maakte Vincent uiteindelijk afspraken met de Kerk om een proefperiode met preken te beginnen in een van de meest onherbergzame en verarmde gebieden in West Europa, de steenkolen mijnen van de Borinage in België.

Van Gogh 'The Wanderer' In januari 1879 begon Vincent als predikant voor de mijnwerkers en hun gezinnen in het dorp Wasmes. Hij voelde mee met hun slechte arbeidsomstandigheden en als hun geestelijk adviseur deed hij alles om hun zware last te verlichten. Zijn onbaatzuchtig verlangen om te helpen nam helaas extreme vormen aan en hij begon zelfs zijn eten en kleren te geven aan de armste mensen van zijn parochie. Ondanks de goede bedoelingen van Vincent, toonden de afgevaardigden van de Kerk zich zeer teleurgesteld in Van Gogh's werkwijze en ontsloegen hem in juli uit zijn ambt. Van Gogh weigerde zijn plaats te verlaten en verhuisde naar een naburig dorp, Cuesmes, en verbleef daar in vernederende armoede. Hij worstelde zich daar van dag tot dag door het leven. Ofschoon hij niet in staat was om als dominee iets te doen voor de mijnwerkers en hun gezinnen, koos hij er toch voor om lid van hun gemeenschap te blijven. In die periode kreeg Vincent de behoefte om een bezoek te brengen aan Jules Breton, een Franse kunstschilder, die hij zeer bewonderde. Met slechts tien francs op zak liep hij de gehele afstand van 70 kilometer naar Courrières (Frankrijk) om Breton te ontmoeten. Echter, toen hij daar aankwam, was Vincent te bescheiden om bij het huis aan te bellen, en keerde ontmoedigd terug naar Cuesmes.

Het was in die tijd dat Vincent de mijnwerkers en hun gezinnen en de slechte omstandigheden waarin zij verkeerden begon vast te leggen in tekeningen. In deze periode koos Vincent van Gogh voor zijn uiteindelijke beroep als kunstenaar.


De beginjaren als kunstenaar

Na langer dan een jaar als een armlastige te hebben geleefd in de Borinage, vertrok Vincent in de herfst van 1880 naar Brussel om zich te wijden aan de kunst. Hij werd hierin gestimuleerd door zijn broer Theo, die hem financieel steunde. Vincent en Theo hadden vanaf hun kinderjaren een hechte band. Dit zette zich voort in de latere jaren met een intensieve briefwisseling. Deze brieven, meer dan 700, bieden een schat aan informatie over het leven en werk van Vincent van Gogh.

1881 zou voor Vincent een roerig jaar zijn, hij schreef zich in voor een studie aan de Academie voor Schone Kunsten in Brussel. De biografen Hulsker en Tralbaut houden er een verschillende theorie op na met betrekking tot de details. Tralbaut suggereert een niet noemenswaardig contact met de school, terwijl Hulsker blijft bij zijn stelling, dat Vincent's inschrijving aan de school nooit werd geaccepteerd. In ieder geval, Vincent ontwikkelde zijn tekenlessen door zelfstudie. Hij nam voorbeelden uit boeken, zoals Travaux des champs van Jean-François Millet en Cours de dessin van Charles Barque. In de zomer toen Vincent weer eens bij zijn ouders verbleef, nu woonachtig in Etten, ontmoette hij zijn nichtje Cornelia Adriana Vos-Stricker (Kee). Kee (1846-1918) was sinds kort weduwe en zorgde zelf voor de opvoeding van haar zoontje. Vincent werd verliefd op Kee en was diep geraakt toen hij door haar werd afgewezen. Deze voor Vincent ongelukkige periode eindigde als een van de meest gedenkwaardige voorvallen in zijn leven. Na afgewezen te zijn door Kee, besloot Vincent haar op te zoeken in haar ouderlijk huis, maar Kee's vader stemde niet in met een ontmoeting van Vincent met Kee. Vincent, altijd vastberaden, plaatste zijn hand boven de vlam van een olielamp om zichzelf te verbranden. Het was zijn bedoeling zijn hand boven de vlam te houden totdat hij toestemming zou krijgen om met Kee te spreken. Kee's vader overzag snel de situatie door eenvoudig de lamp uit te blazen , waarna Vincent vernederd het huis verliet.

Ondanks deze emotionele tegenslag met Kee en persoonlijke spanningen met zijn vader, ondervond Vincent bemoediging bij Anton Mauve (1838-88), zijn aangetrouwde neef. Mauve had zich gevestigd als succesvol kunstenaar en vanuit zijn huis in Den Haag stuurde hij Vincent de schildersmaterialen - waarmee hij Vincent inspireerde om in kleur te gaan werken. Vincent was een groot bewonderaar van het werk van Mauve en was heel dankbaar voor iedere instructie die Mauve hem gaf. Zij hadden een goede relatie, die echter te lijden had onder spanningen, die ontstonden toen Vincent ging samenwonen met een prostitué.

'Sien' Vincent van Gogh ontmoette Clasina Maria Hoornik (1850-1904) eind februari 1882, in Den Haag. Zij verwachtte reeds een kind toen Vincent haar leerde kennen; deze vrouw, bekend als Sien, trok al vrij snel in bij Vincent. Zij woonden anderhalf jaar samen. Het was een heftige relatie, enerzijds door hun beider wispelturige karakters, anderzijds door de spanning van de armoede waarin zij leefden. Uit de brieven van Vincent aan Theo blijkt zijn genegenheid voor Sien en speciaal voor haar kinderen. Zijn kunst bleef echter boven alles zijn grootste passie. Sien en haar kinderen poseerden vele malen voor Vincent; zijn talenten als kunstenaar groeiden in deze periode. Zijn vroegere, meer eenvoudige tekeningen van de mijnwerkers in de Borinage maakten plaats voor meer verfijnd werk. In de tekening `Naaiende vrouw met meisje' vertolkt Vincent meesterlijk de huiselijke rust als ook een verborgen gevoel van machteloosheid over het leven samen met Sien, dat 19 maanden zou duren.

1883 was een overgangsperiode voor Van Gogh, voor zowel zijn kunstenaarsbestaan als zijn persoonlijke leven. In 1882 begon hij te experimenteren met olieverf, maar pas in 1883 werkte hij steeds vaker met deze techniek. Naarmate hij meer vorderingen maakte met tekenen en schilderen, verslechterde de relatie met Sien en in september scheidden hun wegen. Evenals na zijn teleurstelling in de Borinage, leefde hij in eenzaamheid om de verbroken relatie met Sien te verwerken. Met veel spijt, vooral vanuit zijn gevoel voor de kinderen van Sien, verliet Vincent half september Den Haag en vertrok naar Drenthe. De volgende zes weken leefde Vincent een zwervers bestaan, trekkend door de omgeving, het dromerige landschap en zijn bewoners tekenend en schilderend.

Eind 1883 keerde Vincent opnieuw terug naar het huis van zijn ouders, die in die dagen in Nuenen woonden. Het gehele volgende jaar werkte Vincent aan het verbeteren van zijn werk. In deze periode vervaardigde hij tientallen schilderijen en tekeningen: wevers, spinners en andere portretten. De plaatselijke boeren bleken zijn geliefde onderwerpen te zijn - gedeeltelijk omdat Van Gogh een sterke verwantschap voelde met de arme landarbeiders en deels omdat hij veel bewondering had voor de schilder Millet, die net als hij, met veel gevoel en passie de arbeiders in het veld schilderde. Opnieuw nam die zomer het romantische leven van Vincent een dramatische en ongelukkige wending. Margot Begemann (1841-1907), die met haar familie naast het huis van Vincent's ouders woonde, voelde zich zeer tot Vincent aangetrokken. De emotionele beroering over de relatie bracht haar tot een poging tot zelfdoding door vergiftiging. Vincent was zeer verbijsterd over dit voorval. Margot herstelde gelukkig, doch deze gebeurtenis maakte Vincent zeer overstuur, en in zijn brieven verwijst hij hier diverse malen naar.


Het keerpunt 1885: De eerste grote werken

In de eerste maanden van 1885 vervolgde Vincent zijn serie portretten van boeren. Hij zag deze als `studies', werk dat zou voortduren om zijn kunst te verfijnen en als voorbereiding voor zijn meest grootse werk tot nu toe. Vincent werkte de maanden maart en april aan deze studies, voor een korte tijd afgeleid van zijn werk door het overlijden van zijn vader op 26 maart van dat jaar. Sinds een aantal jaren had Vincent een gespannen verhouding met zijn vader, en ofschoon hij zeker niet gelukkig was met de dood van zijn vader, was hij emotioneel onberoerd en vervolgde zijn werk.

Gordina de Groot--subject in 'The Potato Eaters' Al de jaren van hard werken, van steeds meer verbeteren van zijn techniek bracht hem stapsgewijs naar het resultaat van zijn eerste grote werk: De Aardappeleters.

Vincent werkte heel de maand april 1885 aan De Aardappeleters. Als voorbereiding hierop had hij reeds een aantal studies gemaakt voor de laatste grote bewerking van olieverf op doek. De Aardappeleters staat bekend als zijn eerste grote meesterwerk, en het resultaat moedigde hem aan. Ofschoon boos en overstuur met iedere kritiek op zijn werk (Vincent's vriend en kunstenaar, Anthon van Rappard (1858-1892), keurde zijn werk af en door dit commentaar maakte Vincent terstond een einde aan hun vriendschap) was Vincent verheugd over het resultaat, en zo begon een nieuwe periode van zelfvertrouwen en nieuwe techniek in zijn werk.

Na een werkzame periode in het jaar 1885, overviel hem een rusteloosheid en een grote behoefte aan een nieuwe stimulans. Begin 1886 schreef hij zich voor korte tijd in bij de Academie in Antwerpen. Door een beklemmend gevoel en de bekrompen benadering van de docenten, vertrok hij al na vier weken. Zoals hij dikwijls gedurende zijn leven vaststelde, was de formele studie een armzalige vervanging van het echte werk. Vincent werkte vijf moeilijke jaren om zich als kunstenaar bevestigd te zien en met het werk van de Aardappeleters bewees hij een gekwalificeerd kunstschilder te zijn. Vincent echter zocht er voortdurend naar om zijn kunst te verbeteren, nieuwe ideeën te verwerven en nieuwe technieken te ontwikkelen als een middel om de kunstenaar te worden, die hij werkelijk wilde zijn. In Nederland had hij zijn talent zoveel mogelijk aangescherpt. Het werd nu tijd om een nieuwe horizon te ontdekken en een weg in te slaan die zijn kunst verder zou verbeteren. Vincent verliet Nederland om het antwoord te vinden in Parijs…in het gezelschap van de impressionisten.


Een nieuwe start: Parijs

Gedurende het voorjaar van 1886 schreef Vincent regelmatig aan zijn broer Theo, in een poging om hem ervan te overtuigen dat Parijs de plaats was waar hij hoorde te zijn. Theo was zich terdege bewust van het wispelturig karakter van zijn broer en bood weerstand aan het verzoek. Zoals altijd was Vincent vastbesloten en kwam eenvoudig onaangekondigd begin maart in Parijs aan. Theo had geen keus en Vincent trok bij hem in.

De periode in Parijs is zo fascinerend vanwege de verandering in Vincent's werk. Helaas zijn die twee jaren in Parijs de minst gedocumenteerde periode in het leven van Van Gogh, omdat de biografen afhankelijk waren van de brieven tussen Vincent en Theo. Deze correspondentie stopte toen de beide broers samenwoonden in Theo's appartement aan de rue Lepic 54 in het Parijse district Montmartre.

De betekenis van de Parijse periode van Vincent van Gogh is groot. Theo had veel contacten als kunsthandelaar en Vincent kwam in contact met de vernieuwende kunstenaars van die tijd in Parijs. Tijdens deze twee jaren die Vincent in Parijs doorbracht, bezocht hij enkele van de eerste tentoonstellingen van de impressionisten (met werken van Degas, Monet, Renoir, Pissarro, Seurat en Sisley). Het lijdt geen twijfel dat Van Gogh werd beïnvloed door de technieken van de impressionisten, hij bleef echter altijd trouw aan zijn eigen unieke stijl. Tijdens deze jaren nam Van Gogh sommige technieken van de impressionisten over, maar liet zijn werk nooit overheersen door hun krachtige invloed.

Vincent schilderde in de omgeving van Parijs gedurende het jaar 1886. Op zijn palette met de wat donkere kleuren van het Hollandse landschap voegde hij de meer contrasterende kleurschakering van de impressionisten toe. Het was ook hier in Parijs dat Van Gogh belangstelling kreeg voor Japanse kunst als een verrijking van zijn stijl. Onlangs had Japan na eeuwen van culturele blokkades zijn poorten geopend voor het buitenland en als resultaat van dit langdurig isolement, was de westerse wereld gefascineerd door de Japanse stijl. Van Gogh begon een aanzienlijke collectie van Japanse houtgravures te verzamelen, (nu in de collectie van het Van Gogh Museum te Amsterdam). Zijn schilderijen uit deze periode (bv. Portret van père Tanguy) geven een duidelijk beeld van zowel het gebruik van kleur, geliefd bij impressionisten, alsmede de kenmerkende Japanse boventoon. Ofschoon Van Gogh slechts drie copieën van Japanse schilderijen maakte, zou de Japanse invloed op zijn kunst voor de rest van zijn leven duidelijk zijn.

Parijs 1887 kenmerkte wederom een jaar, waarin Vincent zich ontplooide als kunstenaar. Hij betaalde er echter zijn tol voor, zowel psychisch als lichamelijk. Vincent's wispelturige karakter vergde veel van de relatie met zijn broer. Toen Vincent aandrong op inwoning bij Theo, stemde Theo daarmee in met de hoop dat zij hun gezamenlijke uitgaven beter konden regelen, zodat Vincent meer armslag zou krijgen om zich aan zijn kunst te wijden. Helaas leidde dit leven tot veel spanning tussen de twee broers. Bovendien was de stad Parijs niet zonder verleiding en vaak leefde hij dagen achtereen ongezond; slechte voeding, roken en bovenmatig drankgebruik.

Zoals vaak gebeurde tijdens zijn leven, voelde hij zich prikkelbaar en terneer geslagen gedurende de wintermaanden. Nergens was Vincent gelukkiger dan wanneer hij buiten was, in de natuur, wanneer het weer op z'n mooist was. Of hij nu schilderde of lange wandelingen maakte, Vincent van Gogh leefde voor de zon. Gedurende de grauwe wintermaanden van 1887-88 in Parijs werd Van Gogh rusteloos. En het zelfde patroon deed zich weer voor. Twee jaren in Parijs had een zeer grote invloed op zijn voortgaande ontwikkeling als kunstenaar. Hij had echter de kennis en vaardigheden verworven waar hij naar op zoek was en het werd tijd om door te gaan. Hij besloot de grote stad Parijs, waar hij zijn geluk niet echt vond, te verlaten en de zon op te zoeken in het Zuiden.


Het atelier van het zuiden

Gedreven door verschillende redenen verhuisde Vincent van Gogh begin 1888 naar Arles. Vermoeid van het bruisende leven in Parijs en de lange wintermaanden, zocht Van Gogh het zonnige klimaat van de Provence op. Een andere reden van Vincent om naar het zuiden te trekken was zijn droom om een soort kunstenaarscommune te stichten in Arles, waar zijn vrienden uit Parijs een toevluchtsoord zouden vinden en waar zij zouden samenwerken en elkaar steunen in het bereiken van een gemeenschappelijk doel. Op 20 februari 1888 vertrok Van Gogh met de trein naar Arles, vol van zijn dromen over een mooie toekomst en genietend van het voorbij trekkende landschap dat naar zijn gevoel meer en meer een Japans karakter kreeg naarmate hij verder naar het zuiden ging.

De eerste weken in Arles waren voor Van Gogh erg teleurstellend. Waar hij de zon verwachtte, was Arles bedekt met sneeuw en was het er ongewoon koud. Alles en iedereen achterlatend in Parijs met een mooi doel voor ogen, moet dit erg ontmoedigend voor hem zijn geweest. Uiteindelijk duurde de winter niet lang en schilderde Vincent een aantal van zijn meest bewonderde werken.

Zodra de temperatuur het toeliet, begon Vincent meteen buiten te schilderen, waarvan de tekening Pad door een veld met wilgen en het schilderij Path Landschap met pad en afgeknotte bomen een goed voorbeeld zijn. De tekening werd gemaakt in maart, de bomen en het landschap hebben een sombere aanblik na de winter. Echter, het schilderij, dat een maand later werd gemaakt, laat de eerste tekenen van de lente zien, de bomen zijn in knop. In deze periode schilderde Van Gogh een serie van bloeiende boomgaarden. Vincent zelf was zeer tevreden over zijn productie en voelde zich als herboren.

Vincent van Gogh's 'Yellow House' Er volgden gelukkige maanden voor Vincent. Begin mei betrok hij een kamer bij het Café de la Gare op Place Lamartine 10 en huurde zijn bekende "Gele Huis" (Place Lamartine 2) als atelier en opslagplaats. Met de voorbereidingen die hij trof om er zijn "Atelier van het zuiden" van te maken, verhuisde hij niet eerder dan september naar het Gele Huis.

Vincent werkte ijverig door gedurende de lente en zomer en begon met het versturen van pakketten met zijn werk naar Theo in Parijs. Tegenwoordig wordt Van Gogh vaak afgeschilderd als een prikkelbaar en eenzaam figuur. Het tegendeel is waar, hij genoot van het gezelschap van mensen en deed zijn best vrienden te maken, waarvan hij sommigen ook vroeg model voor hem te staan. Zo raakte hij bevriend met Paul-Eugène Milliet en met een andere zouaaf, van wie hij portretten schilderde. Vincent verloor nooit zijn hoop eens een kunstenaarskolonie te stichten en begon Paul Gauguin aan te moedigen naar het zuiden te komen. Dit vooruitzicht leek echter niet haalbaar, want met de komst van Gauguin naar Arles, zou meer financiële steun van Theo nodig zijn, dat echter al het maximum had bereikt.

Door een erfenis van zijn in juli overleden oom Cent, was Theo toch in staat de verhuizing van Gauguin naar Arles te bekostigen. Theo voelde zich zowel als broer en zakenman erbij betrokken. Hij hoopte dat het gezelschap van Gauguin een basis was voor een stabiel en gelukkig leven voor Vincent. Daarnaast hoopte hij de schilderijen die hij van Gauguin in ruil voor zijn financiële steun zou ontvangen, met winst zou kunnen verkopen. In tegenstelling tot Vincent, begon het werk van Paul Gauguin namelijk langzaam iets op te leveren.

Ondanks de verbeterde financiële situatie van Theo, bleef Vincent in verhouding meer geld uitgeven aan kunstenaarsbenodigdheden dan aan de eerste levensbehoeften. Ondervoed en overwerkt, verslechterde zijn gezondheid begin oktober, maar hij richtte zich volledig op een bevestiging van Gauguin dat hij naar het zuiden zou komen. Hij werkte hard aan het Gele Huis om het voor Gauguin een thuis te maken. Op 23 oktober arriveerde Gauguin met de trein in Arles.

De volgende twee maanden zouden bepalend en desastreus zijn, zowel voor Vincent van Gogh als voor Paul Gauguin. In het begin ging alles goed, ze schilderden samen in de omgeving van Arles en spraken over kunst en hun verschillende technieken. Naarmate het weer verslechterde, werden ze gedwongen om steeds vaker binnenshuis te werken. Gelijk met het verslechteren van het weer, veranderde Vincent's stemming, en werd duidelijk dat Gauguin ook een fel temperament had. De noodzaak tot binnen werken, verzachtte echter Vincent's depressie, toen hij aange-moedigd en gestimuleerd werd tot het maken van een serie portretten. "Ik heb portretten gemaakt van een heel gezin…'' schreef hij aan Theo (brief 728 (560)). Deze schilderijen van de familie Roulin behoren tot zijn bekendste werken.

In de loop van december verslechterde de relatie tussen Van Gogh en Gauguin. Hun discussies werden steeds heftiger, "uiterst geladen" zoals Vincent het beschreef. Tegelijkertijd ging Vincent's psychische toestand ook achteruit. Op 23 december sneed hij tijdens een woede aanval met een scheermes zijn oorlel van zijn linker oor af. Hij stopte het in een doek en bracht het naar een prostitué van het plaatselijke bordeel. Hij strompelde terug naar het Gele Huis waar hij instortte. Hij werd ontdekt door de politie en overgebracht naar het Hôtel-Dieu ziekenhuis in Arles. Zonder Vincent te bezoeken vertrok Gauguin onmiddellijk naar Parijs, nadat hij eerst nog een telegram stuurde naar Theo. Later zouden Van Gogh en Gauguin nog wel corresponderen, maar elkaar nooit meer ontmoeten.

In het ziekenhuis in Arles stond Vincent onder behandeling van Dr. Félix Rey (1867-1932). De week na het ongeval was zowel mentaal als lichamelijk kritiek voor hem. Naast veel bloedverlies kreeg hij ook last van psychische terugvallen. Theo, die met spoed naar het zuiden was afgereisd, was ervan overtuigd dat Vincent zou overlijden, maar eind december – begin januari herstelde Vincent bijna volledig en werd uit het ziekenhuis ontslagen.

De eerste weken van 1889 waren niet gemakkelijk voor Vincent. Na zijn herstel keerde Vincent terug in het Gele Huis en bezocht hij Dr. Rey nog een aantal keren voor onderzoeken en om zijn bandage te vernieuwen. Ofschoon hij moed vatte uit de vooruitgang met het schilderen na zijn inzinking, bleef hij geldproblemen houden. Hij was zeer teleurgesteld toen hij hoorde dat zijn vriend Joseph Roulin (1841-1903) een betere betrekking had aanvaard in Marseille, waar hij met zijn familie naartoe zou verhuizen. Met Roulin had Vincent een hechte vriendschap opgebouwd tijdens zijn verblijf in Arles.

Vincent was zeer productief in januari en februari, waarin hij werken als La Berceuse en de Zonnebloemen schilderde. Op 7 februari kreeg hij echter weer een inzinking, waarbij hij zich inbeeldde dat hij vergiftigd was. Opnieuw werd hij in het ziekenhuis opgenomen voor observatie. Na een tiendaags verblijf in het ziekenhuis, keerde hij voorlopig weer terug naar het Gele Huis. "Ik hoop voorgoed." (brief 751 (577))

Juist op dit moment hadden een aantal inwoners van Arles een petitie aangeboden aan de burgemeester en de hoofdagent waarin ze hun bezwaren kenbaar maakten over het gedrag van Vincent. Dit leidde tot een gedwongen opname in het ziekenhuis van zes weken. Het was toegestaan om onder begeleiding het ziekenhuis te verlaten om te schilderen en zijn bezittingen op te bergen. Het was een productieve, maar een ontmoedigende periode voor hem. Net als het jaar daarvoor schilderde hij de bloeiende boomgaarden in de omgeving van Arles. Afgezien van het feit dat hij een aantal van zijn beste werken schilderde, realiseerde hij zich dat zijn positie zeer onzeker was. Na overleg met Theo besloot hij tot een vrijwillige opname in de inrichting Saint-Paul-de-Mausole in Saint-Rémy-de-Provence. Op 8 mei verliet Van Gogh Arles.


Opsluiting

In de inrichting stond Van Gogh onder behandeling van Dr. Théophile Zacharie Auguste Peyron (1827-95). Na Vincent onderzocht te hebben en de dossiers nog eens bekeken te hebben, was Dr. Peyron ervan overtuigd dat zijn patiënt leed aan een vorm van epilepsie – een diagnose die tot op de dag van vandaag een van de meest aannemelijke lijkt. Ondanks de redelijke verzorging in de inrichting was Van Gogh toch ontmoedigd door het geschreeuw van sommige andere patiënten en het slechte eten. Hij vond het deprimerend dat de patiënten overdag tot geen enkele activiteit werden gestimuleerd. Een onderdeel van zijn behandeling bestond uit "hydro-therapie", een regelmatige onderdompeling in een groot bad met water. Ondanks dat deze "therapie" in geen enkel opzicht wreed was, gaf het ook geen enkele positieve bijdrage aan het herstel van de psychische klachten van Vincent.

Na enkele weken bleef de toestand van Vincent stabiel en werd het hem toegestaan om het schilderen te hervatten. Het personeel was enthousiast over het herstel van Van Gogh (of tenminste, dat er geen nieuwe inzinking kwam) en half juni schilderde Vincent zijn tegenwoordig meest bekende werk: De sterrennacht.

Van Gogh's relatieve rust duurde echter niet lang en half juli was hij weer uitgeschakeld door een nieuwe inzinking. Tijdens deze inzinking probeerde Vincent zijn eigen verf in te slikken op grond waarvan hij werd opgesloten en geen toegang meer kreeg tot zijn schildersmateriaal. Hoewel hij snel herstelde, was hij ontmoedigd omdat hem het enige waar hij nog plezier in had, was ontnomen: schilderen. Na een week stond Dr. Peyron het toe dat Vincent het schilderen weer hervatte. Het schilderen leek hem goed te doen en zijn gezondheid verbeterde. Terwijl Vincent gedetailleerd verslag deed in de brieven aan Theo over zijn wisselvallige gezondheid had Theo zelf ook problemen met zijn gezondheid. Theo's gezondheid liet vaak te wensen over en hij was de eerste maanden van 1889 constant ziek geweest.

Twee maanden lang was Vincent niet in staat zijn kamer te verlaten en schreef naar zijn zus: "…omdat ik sinds mijn ziekte, in de velden zo vreselijk bevangen word door een gevoel van eenzaamheid, schuw ik het om naar buiten te gaan…" (brief 805 (W14)). Echter een paar weken daarna overwon hij zijn angst en hervatte zijn werk. Tijdens deze periode maakte Vincent plannen voor zijn mogelijke vertrek uit de inrichting in Saint-Rémy. Hij uitte deze gedachten aan Theo, die naar alternatieven zocht voor de medische verzorging van Vincent, maar nu dichter bij huis, nabij Parijs.

Tot het einde van 1889 bleef de gezondheidstoestand van Vincent redelijk stabiel. Intussen kwam Theo in contact met Octave Maus, de secretaris van de kunstenaarsvereniging Les XX in Brussel. Deze kwam werken bekijken van Vincent bij Theo thuis en vroeg of er werken van Vincent op de komende tentoonstelling van Les XX aanwezig konden zijn. Vincent leek enthousiast over deze onderneming en bleef zeer productief met het schilderen van nieuw werk. Uiteindelijk werden er zes werken van Van Gogh getoond.

Op 23 december 1889, precies een jaar na het incident met het oor, kreeg Vincent weer een zware inzinking: "…dat mijn hoofd opnieuw in de war is geraakt…"schreef hij in een brief aan Theo (835 (620)). Het was een serieuze inzinking die zeker een week duurde, maar Vincent herstelde vrij snel en hervatte het schilderen. Vanwege zijn verblijf op een gesloten afdeling en het slechte weer richtte hij zich nu hoofdzakelijk op het copiëren van werk van andere kunstenaars. Helaas volgden er nog meerdere inzinkingen in de eerste maanden van 1890, wat leidde tot een steeds geïsoleerder leven van Vincent. Ironisch genoeg, juist in de periode dat de gezondheidstoestand van Vincent steeds slechter werd, kreeg hij eindelijk de eerste positieve kritieken. Dit echter maakte Vincent nog depressiever en versterkte zijn verlangen de inrichting te verlaten en terug naar het noorden te vertrekken.

Na een aantal mogelijkheden te hebben onderzocht, vond Theo het toch het beste wanneer Vincent naar Parijs terugkeerde en zich onder behandeling zou stellen van Dr. Paul Gachet (1828-1909), een homeopathisch therapeut in Auvers-sur-Oise, nabij Parijs. Vincent stemde met de plannen van Theo in en verliet de inrichting in Saint-Rémy om op 16 mei 1890 met de nachttrein naar Parijs te vertrekken.


"Het verdriet zal eeuwig duren . . . . "

Vincent reis naar Parijs was onbewogen en in Parijs werd hij opgehaald door Theo. Hij logeerde drie dagen bij zijn broer, zijn vrouw Johanna en hun pasgeboren zoon Vincent Willem (genoemd naar Vincent). Ondanks dat Vincent gewend was aan het drukke leven in een stad, voelde hij zich toch wat opgejaagd en koos ervoor Parijs te verruilen voor het rustige dorp Auvers-sur-Oise.

Kort na zijn aankomst in Auvers ontmoette hij Dr. Gachet. Hoewel hij in het begin onder de indruk was van Dr. Gachet, zou hij later zijn twijfels over de bekwaamheid van de man uitspreken, waarbij hij zover ging in zijn com-mentaar, door te zeggen, dat Gachet : "… voor mij zieker is dan ik of, laten we zeggen, net zo ziek…"(brief 877 (648)). Ondanks zijn twijfels over Dr. Gachet, lukte het Vincent een kamer te vinden in de herberg van Arthur Gustave Ravoux en begon direct de omgeving van Auvers te schilderen.

Vincent's mening over Dr. Gachet werd wat positiever in de loop van de weken en hij werd volledig ingenomen door zijn schilderwerk. Hij voelde zich op zijn gemak in Auvers-sur-Oise, waar hij eindelijk de vrijheid had die hem in Saint-Rémy ontnomen was. Daarnaast bracht Auvers en zijn omgeving genoeg nieuwe onderwerpen om te schilderen en te tekenen De eerste weken in Auvers waren voor Vincent aangenaam en zonder belangrijke gebeurtenissen. Theo, Jo en de baby kwamen hem en Dr. Gachet op 8 juni in Auvers opzoeken. Ze hadden samen een aangename dag. Naar alle schijn leek Vincent zowel mentaal als fysiek in een goede gezondheid.

De hele maand juni bleef het goed gaan met Vincent en was hij opmerkelijk productief, schilderde een paar van zijn meest bekende werken (bv. Portret van Dr. Gachet en De kerk in Auvers). Helaas werd deze periode onderbroken door het nieuws dat zijn kleine neefje ernstig ziek was. Theo had een moeilijke tijd doorgemaakt de afgelopen maanden: onzekerheid over zijn toekomst in de kunsthandel, voortdurende gezondheidsproblemen en dan nu de zorgen om zijn zoontje. Vincent besloot Theo en Johanna te bezoeken en nam de trein naar Parijs op 6 juli. Er is weinig bekend over dit bezoek, maar jaren later schreef Johanna over deze dag "vol zorg en spanning". Het werd Vincent allemaal teveel en hij vertrok overhaast naar het rustige Auvers.

Gedurende de volgende drie weken bleef Vincent schilderen en, wat zijn brieven suggereren, was hij redelijk gelukkig. Hij schreef aan zijn moeder en zus: "Tegenwoordig voel ik mij kalmer dan verleden jaar en werkelijk, de onrust in mijn hoofd is zoveel bedaard." (brief 904 (650)). Vincent werd geheel in beslag genomen door de korenvelden en vlakten rond Auvers en schilderde tot eind juli prachtige landschappen. Voor Vincent betekende leven zich vast bijten in een productief en – indien niet gelukkig – tenminste stabiel patroon.

Hoewel er verschillende versies bestaan van de details van de gebeurtenis, zijn de feiten van 27 juli 1890 duidelijk. Op die zondagavond vertrok Vincent van Gogh met zijn ezel en schildersmateriaal naar de korenvelden. Daar pakte hij een revolver en schoot zichzelf in de borst. Hij strompelde naar de herberg van Ravoux waar hij ineenstortte op zijn bed en ontdekt werd door de herbergier. Deze waarschuwde de plaatselijke arts Dr. Mazery en Dr. Gachet. Er werd besloten geen poging te doen de kogel te verwijderen en Dr. Gachet schreef diezelfde avond een expresse brief naar Theo. Helaas was het privé adres van Theo niet bekend bij Dr. Gachet zodat hij de brief naar de kunsthandel stuurde waar Theo werkte. Dit veroorzaakte echter geen serieuze vertraging en Theo arriveerde de volgende middag.

Tijdens de laatste uren van zijn leven waren Vincent en Theo voortdurend samen. Theo was verknocht aan zijn broer, omarmde hem en sprak met hem in het Nederlands. Vincent leek verzoend met zijn lot en Theo schreef later aan zijn zus Lies: "…Hij zelf verlangde te sterven; toen ik bij hem zat en hem zei, dat wij zouden trachten hem te genezen en dat wij dan weer hoopten dat hij verder bewaard zou blijven van die soort wanhoop, zei hij: 'La tristesse durera toujours.' ('Het verdriet zal eeuwig duren') Ik voelde wat hij daarmee zeggen wilde…". Theo, die altijd zijn grootste vriend en steun was, hield Vincent vast toen hij zijn laatste woorden sprak: "Ik wilde dat ik zo heen kon gaan".

Vincent van Gogh overleed om 1.30 op 29 juli 1890. De katholieke kerk van Auvers weigerde een graf voor Vincent op hun begraafplaats vanwege de zelfmoord. Het nabijgelegen dorp Méry gaf echter wel toestemming, zodat de begrafenis plaats kon vinden op 30 juli. Vincent's goede vriend, de schilder Émile Bernard, schreef een gedetailleerd verslag van de begrafenis aan Gustave-Albert Aurier:


De kist was al gesloten, ik kwam te laat om hem terug te zien, hem die zo vol verwachtingen van allerlei aard was toen ik drie jaar geleden afscheid van hem nam . . . .

Aan de muren van de zaal waar de dode was opgebaard, waren al zijn laatste doeken gespijkerd; ze vormden als het ware een aureool en maakten door de schittering of het genie dat er uit sprak, die door voor de kunstenaars nog verschrikkelijker. Op de baar een eenvoudig wit laken, en verder een overvloed van bloemen, zonnebloemen, waarvan hij zoveel hield, dahlia's, overal gele bloemen. Het was zijn lievelingskleur, als je je het herinner, symbool van het licht waarvan hij droomde in de harten zowel als in de werken.

Er vlak bij waren ook zijn ezel, zijn vouwstoeltje en zijn penselen op de grond bij de kist geplaatst.

Er kwamen veel mensen, vooral kunstenaars onder wie ik Lucien Pissarro en Lauzel herkende, de anderen zijn mij onbekend. Er kwamen ook mensen uit de streek, die hem enigszins gekend hadden, hem een of twee maal gezien hadden en van hem hielden, omdat hij zo goed was, zo menselijk was . . . .

Daar stonden wij verzameld rond deze kist, die een vriend verborgen hield in de grootste stilte. Ik keek naar de studies: een zeer mooi, smartelijk blad naar Delacroix: De Heilige Maagd en Jezus. Veroordeelden die rondlopen in een hoge gevangenis, een doek naar Doré van een verschrikkelijke kracht, als symbool van zijn einde. Was voor hem het leven niet deze gevangenis met hoge muren, zo hoog, zo hoog…en waren deze onophoudelijk rondgaande lieden in deze kerker niet de arme kunstenaars, de arme vervloekten lopend onder de zweep van het Lot . . . .

Om drie uur werd de kist opgetild. Het zijn de vrienden die hem naar de lijkkoets dragen. Sommige mensen in de groep beginnen te huilen. Théodore van Gogh, die zijn broeder zeer liefhad, die hem altijd in zijn strijd voor de kunst en voor onafhankelijkheid had ondersteund, hield niet op smartelijk te snikken . . . .

Buiten was er een verschrikkelijk hete zon, wij beklommen de heuvels van Auvers pratend over hem en de krachtige stoot voorwaarts die hij aan de kunst heeft gegeven, de grote plannen die hij altijd in het hoofd had, het goede wat hij voor ons allen gedaan heeft.

Wij kwamen op het kerkhof, een klein kerkhof dat bezaaid is met nieuwe grafstenen. Het ligt op de heuvel die op de korenvelden uitziet, onder de wijde blauwe hemel die hij – misschien - nog zou hebben liefgehad.

Daarna werd hij in het graf neergelaten . . . .

Hijzelf zou niet hebben kunnen huilen op dat moment. Deze dag was zozeer in zijn geest om niet te denken dat hij nog gelukkig had kunnen zijn . . . .

Dokter Gachet (hij is een groot kunstminnaar en bezit een van de fraaiste verzamelingen van hedendaagse impressionisten, hij is zelf een kunstenaar) wilde enkele woorden zeggen om Vincent's leven te schetsen, maar ook hij huilde, zo erg dat hij alleen maar een erg verward afscheidswoord kan opbrengen

Hij bracht Vincent's streven in herinnering, geeft er het sublieme doel van aan en spreekt over de ontzaglijke sympathie die hij voor hem had (terwijl hij hem pas kort kende). Het was, zei hij, een rechtschapen mens en een groot kunstenaar; hij had maar twee doeleinden, de mensheid en de kunst. De kunst die hij boven alles nastreefde, zal hem doen voortleven.

Daarna keerden wij terug. Théodore van Gogh was gebroken door verdriet, alle aanwezigen vertrokken zeer bewogen naar het land, anderen gingen naar het station.

Laval en ik keerden terug naar Ravoux en praatten over hem . . . .1


Theo van Gogh overleed zes maanden na Vincent. Hij werd begraven in Utrecht, maar in 1914 besloot Theo's weduwe, Johanna, het lichaam te herbegraven naast het graf van zijn broer Vincent in Auvers. Johanna deed een verzoek om een tak klimop uit de tuin van Dr. Gachet bij de grafstenen te planten. Deze zelfde klimop bedekt de graven van Vincent en Theo tot op de dag van vandaag.


1. Cahier Vincent 4: 'A Great Artist is Dead': Letters of Condolence on Vincent van Gogh's Death door Sjraar van Heugten en Fieke Pabst (red.), (Waanders, 1992), pp. 32-35.

Bibliografie

(Vertaald door An Tuijnman.)


terug naar de chronologie pagina Van Gogh

Terug naar de homepage van de Van Gogh Galerij