Dit is de vertaling van een artikel dat in 1955 verscheen in het blad van de Franse posterijen. Sommige woorden zoals ’brigadier-chargeur’ en ’itinerant’ verwijzen naar specifieke functies op een postkantoor. |
Dit artikel gaat niet specifiek over de vriendschap tussen Van Gogh en Roulin maar is een poging een aantal details op te helderen die niet bekend zijn of door de biografen van de kunstschilder onvermeld zijn gebleven.
Vincent van Gogh is op het hoogtepunt van zijn populariteit. De tentoonstelling over de kunstenaar van Auvers-sur-Oise, de recente biografie door Henri Perruchot (1) en de aankondiging van de publicatie van zijn complete briefwisseling geven daar blijk van. Er zijn ongetwijfeld genoeg bewonderaars van Van Gogh die zijn werk met behulp enige fantasie en superlatieven kunnen uitleggen, maar talrijker zijn zij die boven deze tijdsgebonden beoordelingen uitstijgen en achter de expressieve schilderkunst de menselijke kant van dit genie zoeken. Het ontbrak Vincent van Gogh in zijn leven niet alleen aan goede voeding maar vooral aan menselijke warmte. Natuurlijk was Theo een toonbeeld van broederlijke genegenheid, maar hoeveel andere mensen konden zijn hunkering naar liefde bevredigen?
Als hij een slechte bui had of na een ruzie lieten zijn kameraden en vrienden hem zonder een woord te zeggen alleen achter. En toen zijn nicht Kee hem toeriep: “Nooit! Nee, nooit!” (T153)(A) was zijn hart voor de rest van zijn leven getekend. Dit was zelfs pijnlijker dan het moment waarop hij zijn hand boven de olielamp hield om een ontmoeting met Kee af te dwingen.
Hij was een gevoelige man die, behalve de genegenheid van de familie, alleen maar minachting, angst en onbegrip ontmoette.
***
De brieven van Vincent van Gogh zijn een overweldigend menselijk document. Het lezen van de brieven laat niemand onberoerd. Er was één periode in zijn leven die mij in het bijzonder trof. In Arles had Vincent vriendschap met de postbode Roulin gesloten. Een duurzame en – in tegenstelling tot andere - hartverwarmende vriendschap omdat Roulin zowel Van Gogh’s werk als zijn persoon hoogachtte. Wie was deze postbode? Hoe is het verder met ze gegaan, met hem en zijn familie, zo vaak door Vincent geschilderd? Leeft hij nog? Leven de kinderen nog? Een van de twee kinderen heb ik kunnen opsporen: Madame Marcelle Roulin. Zij stemde in met een ontmoeting en ik heb haar verhaal, waar niemand ooit eerder naar had gevraagd, opgetekend.
Van Gogh kondigde in een brief (2) aan zijn broer Theo de geboorte van de ‘Roulin baby’ aan. Hij schreef over de vader “de goede man straalde van voldoening” (B14/659)(B) omdat “het kind….. glimlachend ter wereld was gekomen en zich erg goed gedroeg.” Madame Marcelle Roulin, die nu 67 jaar is en zich Van Gogh uiteraard niet direct kan herinneren, hoorde haar ouders vaak over ‘Vincent’ spreken (Van Gogh vond dat zijn achternaam moeilijk was uit te spreken, vooral in de Provence; hij liet zich bij zijn voornaam aanspreken en gebruikte deze ook om zijn werk te signeren). Zij groeide op zonder speciaal te letten op de zes schilderijen die Van Gogh aan Roulin had gegeven en die de slaapkamer van haar ouders opluisterden nadat ze naar Lambesc waren verhuisd. Zij herinnerde zich het portret van haar vader, van haar moeder, één van elk van haar beide broers, Armand en Camille, en tot slot een portret van haarzelf naast de schoorsteen. Een doek met oleanders in een vaas maakte de verzameling compleet. Het was in 1895, dacht zij, dat de kunsthandelaar Ambroise Vollard, die niet alleen een goede neus had voor de waarde van de Impressionisten, maar later ook van de Kubisten en de Fauvisten, een brief schreef aan haar vader. In een poging zijn financiële situatie na zijn pensionnering te verbeteren, wisselde Roulin verscheidene telegrammen met hem. Toen Vollard hem echter het aanbod deed, was onze ‘postbode’ door een aanval van ischias aan het bed gekluisterd en dit belette hem om er nog wat meer uit te slepen. Hij accepteerde de 450 francs (3) die de kunsthandelaar hem had geboden. De schilderijen van zijn ongelukkige vriend werden steeds meer gewild; de transactie deed hem dus dubbel genoegen.
***
Toen Van Gogh tegen het eind van februari 1888 in Arles aankwam, kreeg hij tijdelijk onderdak in het ‘café’ in de Rue de la Cavalerie. Roulin woonde in dezelfde straat. Hebben de twee mannen elkaar in het café ontmoet? Of kwamen ze elkaar gewoon op straat tegen? De schilder was waarschijnlijk onder de indruk van het uiterlijk van de postbode die bijna twee meter lang was: Joseph Roulin, 47 jaar, met een bruine baard die in twee punten eindigde, kon nauwelijks onopgemerkt blijven in zijn prachtige “blauwe uniform met goud belegsel” (T516/656).
Voor diegenen die zijn portretten hebben gezien, met uitzondering van de enkele mensen behalve die de geschiedenis van de uniformen van de ‘Administration des Postes’ kennen, was Roulin de postbode en, zoals in andere gevallen, hield hij deze benaming die Vincent hem had gegeven. Deze “man, interesanter dan dan een heleboel andere lui” (T516/656) was in feite ‘brigadier-chargeur’ op het station van Arles en ging over het uitladen van de postzakken. Door zijn beroep had hij een gezonde eetlust zoals blijkt uit de brief die Van Gogh in begin van hun vriendschap aan zijn broer schreef: “Hoewel de goed man geen geld aannam, was hij wel duurder, omdat hij met me heeft gegeten en gedronken en bovendien geef ik hem La Laterne van Rochefort. Enfin, dat is een gering en onbelangrijk probleem als je bedenkt dat hij goed heeft geposeerd...” (T518/660). Roulin dacht ongetwijfeld wat geld te kunnen overhouden van zijn salaris. Dit was Van Gogh niet ontgaan en hij had medelijden met hem: “Zijn salaris hier was 135 francs per maand (4) en dat om drie kinderen (5) groot te brengen en hemzelf en zijn vrouw te onderhouden! Onvoorstelbaar. En dat is niet alles, een loonsverhoging is een middel erger dan de kwaal. Wat een baan! Wat een tijden!”
***
Deze wat zwakke beschrijving geeft ons toch een beetje inzicht in de voor die tijd revolutionaire ideeën van Roulin. Ideeën die voor Van Gogh nauwelijks bedreigend waren: “…ik heb hem een keer de Marseillaise horen zingen en dacht dat ik het jaar 89 voor me had, niet het komende jaar maar dat van 99 jaar geleden. Het was Delacroix, Daumier….(T520/663). Deze ‘dwaze republikein’ bewonderde Eugène Pelletan en Rochefort, die in onze ogen meer liberaal dan revolutionair zijn, en voelde zich bovendien, evenals Rochefort, aangetrokken tot Generaal Boulanger. Zij zagen liever een Republiek dan een Keizerrijk en waren teleurgesteld te worden geregeerd door een altijd schandalen veroorzakende bourgeoisie. Maar noch Roulin noch Van Gogh koesterde enige illusie dat een overwinning van Generaal Boulanger iets uitmaakte. Na de klinkende overwinning van Boulanger in januari 1889 in een Parijse voorverkiezing vreesden de twee vrienden het ergste omdat ‘zovelen zich met hart en ziel beschikbaar stelden om als kanonnenvoer te worden gebruikt’. Maar ‘de Generaal van de Vergelding’ durfde niet op te rukken naar het Elysée-paleis en vluchtte datzelfde jaar naar België.
***
De zuidelijke vriendelijkheid, het ‘voorbeeldige’ familieleven van Roulin die al twintig jaar was getrouwd en de ‘goede kinderen’ van de Provence zijn ongetwijfeld een verklaring voor deze vriendschap.
Volgens Madame Marcelle Roulin vroeg haar vader soms: “Vincent, kom toch bij ons een bord soep eten.” Maar de vriendschap tussen de twee mannen bevond zich waarschijnlijk op een niveau waarvan geen van beiden zich bewust waren.
De doeken van Van Gogh, zeker uit die tijd, laten een Dionisische levensopvatting zien. Hij drukt een vitale kracht uit in alles dat hij schildert: landschappen, bomen, bloemen en mensen. De levenskracht in alles wat hij tegenkomt, de extase. Zelf vertelt hij dat hij zich soms voelt als een “Grieks orakel op zijn drievoet” (T576?/749) nadat hij op laurierbladeren had gekauwd. Van Gogh schildert de laurierbomen, die onder de Provençaalse zon bloeien als in Griekenland, en probeert zich te verzetten tegen de zogenaamde mystieke opwinding. Wat een geweldig tegenwicht ondervindt dit gevoel in de persoon van Roulin! Deze reus die het voorkomen heeft van ‘Socrates’ en van een ‘Satyr’ (aldus Vincent) en die graag een glaasje drinkt, van eten houdt, voor zijn vrouw en kinderen zorgt en de verpersoonlijking is van wat Van Gogh voelt bij zoveel passie: dit is wat beide mannen zou binden.
Het is ook wonderlijk dat Roulin de schilderijen van zijn vriend mooi vond en begreep. Hoewel hij nauwelijks kon schrijven, kon hij toch “een goed artikel over Monet” in de Figaro waarderen (T583). De vriendschap die hem aan Vincent bond, hielp hem het grote belang van het werk van andere kunstschilders in te schatten. De elite uit die tijd (behalve G.A. Aurier, kunstcriticus van de Mercure de France) was nog nauwelijks toe aan de erkenning van de Impressionisten.
***
Kijk eens naar het portret van Roulin. De lijnen van het schilderij komen allemaal in de baard samen (6) als het krachtveld van een magnetisch spectrum. Wat een rustige zelfverzekerdheid, wat een kracht gaat er van het gezicht uit!
Deze man en zijn familie werden door Van Gogh beschreven als “echt Frans, hoewel ze eruitzien als Russen gelijken” (T560/728). De foto van Roulin (7) een paar maanden voor zijn dood (1903) bevestigt de indruk die de kunstschilder van hem had. Roulin, die moest terugkeren naar zijn oude baan als hulpwacht in het postkantoor van Marseilles-Colbert, doet denken aan de grote schrijver Tolstoi toen deze op het eind van zijn leven had besloten zich niet langer van de moezjiks [Russische boeren] te willen onderscheiden. Als je het portret van de ‘Roulin baby’ met de foto vergelijkt ben ik net zo verbaasd als ik was over de gelijkenis tussen Madame Marcelle Roulin en haar portret als baby tijdens onze eerste ontmoeting. Henri Perruchot merkt op dat de gezichten van dr. Rey en Mlle. Ravoux op latere leeftijd steeds meer op de gelaatstrekken begonnen te lijken zoals Van Gogh die oorspronkelijk schilderde.
***
Het aantal doeken dat Van Gogh van de familie Roulin maakte, is vrij moeilijk te bepalen. J.B. de la Faille (8) noemt:
6 portretten van de postbode Roulin;
1 portret van de moeder van Roulin;
1 portret van de vrouw van Roulin met baby;
2 portretten van Camille Roulin (de zoon);
3 portretten van de baby van de postbode.
Er blijken duidelijk enorme fouten in deze inventarisatie te schuilen.
Tijdens verschillende tentoonstellingen hebben de Parijzenaars vanaf 1947 de portretten kunnen zien van Joseph Roulin, van zijn vrouw, van zijn oudste zoon Armand, van Camille als een verlegen jongetje met zijn baret en van Marcelle als baby (9).
Vincent van Gogh schilderde minstens vijf keer het portret van Madame Augustine, die bekend staat als ‘La berceuse’. Haar dochter vertelde mij verder dat haar moeder op het schilderij het koord in haar hand houdt dat de Provençaalse wieg van walnotenhout waarin zij lag te slapen heen en weer bewoog. Madame Roulin gedroeg zich argwanend: ze durfde de vriend van haar echtgenoot niet in de ogen te kijken. “Ik was bang voor hem”, vertrouwde zij haar dochter later herhaaldelijk toe. Vincent vond haar niet op haar gemak na het vertrek van Roulin naar Marseilles: “Ik werk aan het portret van Madame Roulin, waar ik aan bezig was voordat ik ziek werd” (T573/744).
"“Ik had daarin de roden, van het roze tot aan het oranje, dat in de gelen opliep tot citroengeel, gecombineerd met lichte en donkere groenen. Als ik dat kon afmaken, zou me dat veel genoegen doen, maar ik vrees dat zij niet meer wil poseren nu haar man weg is.” (T573/744).
Inderdaad was Roulin akkoord gegaan met zijn vertrek naar Marseilles voor een lastig te omschrijven promotie, misschien bij itineranten. Het afscheid van zijn familie deed Van Gogh pijn en hijzelf was ook verdrietig om zijn vriend te zien vertrekken. “Gisteren is Roulin vertrokken.....Het was ontroerend om hem die laatste dag met zijn kinderen te zien, vooral met de kleinste, als hij haar aan het lachen maakte en op zijn knieën liet springen en voor haar zong.” (T573/744)
“Zijn stem had een merkwaardig zuivere en bewogen klank, waarin voor mijn oren tegelijkertijd een teder en droevig wiegelied klonk als ware het een verre echo van de klaroen van het Frankrijk van de revolutie. Toch was hij niet bedroefd, integendeel, hij had zijn splinternieuwe uniform aangetrokken, dat hij die dag had gekregen en hij werd door iedereen gefêteerd.” (T573/744)
Ondanks de levendige bezoeken van Roulin aan Arles voelde Vincent een groeiende en neerdrukkende eenzaamheid – waarin onder de oppervlakte de waanzin aanwezig was. Na het jaar in het gesticht van Saint-Rémy vertrok hij naar Auvers-sur-Oise waar hij onder het gekras van de kraaien in een korenveld met een revolverschot een eind maakte aan zijn leven.
***
Met terechte trots roept Madame Marcelle Roulin het gevoel op dat Van Gogh aan haar vader bond. Wie van ons had zo’n voorbeeldige vriendschap voor Vincent kunnen opbrengen?
Ik moet zeggen dat Madame Roulin nauwelijks waardering kan opbrengen voor radioprogramma’s of boeken (behalve de biografie van Henri Perruchot) die haar vader als een zuiplap afschilderen. Ondanks wat Van Gogh zelf zei toen hij Roulin ontmoette. Haar dochter verklaart: “Ik heb mijn vader nooit dronken gezien”. En ik geloof haar graag. Ongetwijfeld was Roulin door zijn de robuuste verschijning en zijn zware werk in staat meer te drinken dan wat voor Van Gogh normaal was. Bovendien herkende Vincent al snel zijn kwaliteiten als een eerlijke huisvader en als een gulle en goede man. Een man die niet bang was ‘een arme gek’ uit het gesticht op te halen (10) of op het atelier te passen toen dit door het overhaaste vertrek van Gauguin onbeheerd achterbleef. Hij zou een goede vriend blijken te zijn.
De portretten van Roulin, waarin we die vriendelijkheid terugzien, worden terecht geprezen en zullen eeuwig een herinnering zijn aan het genie dat ze schilderde: Vincent van Gogh.
1. La Vie de Van Gogh, door Henri Perruchot (Hatchet).
2. Uittreksels van Van Gogh’s brieven aan Theo in het oorspronkelijke artikel zijn overgenomen uit de Bernard Grasset editie (1937) of uit de Gallimard editie; die in de Nederlandse versie zijn overgenomen uit De brieven van Vincent van Gogh, ed. H. van Crimpen et al. (1990).
3. Tegenwoordig ongeveer 79.000 francs [1955].
4. De 135 francs van Roulin zijn tegenwoordig ongeveer 24.000 francs waard [1955]. Als men echter verschillende correcties toepast (veranderingen in prijzen en kosten van levensonderhoud) bedroeg het geschatte kapitaal van Roulin in 1955 rond de dertigduizend francs.
Tegenwoordig [1955] zou een ‘brigadier-chargeur’ (schaal 220) in Arles gemiddeld ongeveer 36.924 Francs verdienen. Hierbij zouden nog 20.825 francs kinderbijslag voor drie kinderen en een gezinstoeslag van 4.487 francs bij opgeteld moeten worden. Van Gogh schatte dat “als je 5 of 6 francs per dag besteedt, je niet erg veel overhoudt.” (T520/663)
5. De Roulins zouden nog een vierde kind krijgen: Cornélie, die in in 1897 werd geboren en in 1906 door haar zwakke gezondheid overleed.
6. “Ik vond het heerlijk zijn baard af te knippen. De oude legende dat een man tegelijkertijd met zijn haar zijn kracht verliest moet een kern van waarheid hebben.” Mabel Dodge Luthan: My life with D.H. Lawrence.
7. Roulin leed aan galstenen.
8. Van Gogh, door J.-B. de la Faille (Hyperion editie)
9. Hieronder de burgerlijke staat van de familie Roulin:
Joseph Étienne Roulin, geboren op 4 april 1841 in Lambesc, overleed eind september 1903 in Marseilles. Trouwde op 31 augustus 1868 met Augustine Alex Pellicot, geboren in Lambesc op 9 oktober 1851 en overleden op 5 april 1930.
Armand Joseph Désiré Roulin, geboren op 5 mei 1871 in Lambesc, overleed op 24 november 1945. Hij was leerling-hoefsmid in Lambesc voordat hij in het vredeskorps in Tunesië diende.
Camille Roulin werd op 10 juli 1877 geboren en stierf op 4 juni 1922 als gevolg van verwondingen die hij in de oorlog had opgelopen. Hij reisde in dienst van de ‘Messageries maritimes’.
10. Lees in “Arts”, nº 510 van 6 april 1955 de bijzonder interessante studie van Daniel Wildenstein, “Van Gogh n’était pas fou” (Van Gogh was niet gek).
(A) Nummers van de brieven van Vincent aan Theo (toegevoegd door Enrique Pareja. Juni 1999)
(B) Brief B14 die Vincent aan F.Bernard stuurde (E.Pareja. Juni 1999)
J.-N. Priou: Revue des PTT de France, 2 mei-juni, 1955)
(Vertaald door Jan Geerling.)
Terug naar de homepage van de Van Gogh Galerij