Olieverf op doek
60.0 x 49.0 cm.
Arles: eind september 1888
F 473, JH 1588
Otterlo: Kröller-Müller Museum
Dit schilderij is het portret van Paul-Eugène Milliet, tweede luitenant van het derde regiment der Zouaven. Milliet en Vincent van Gogh raakten bevriend in 1888 toen zij beiden in Arles, Frankrijk, verbleven.
Paul-Eugène Milliet was de zoon van een militaire politieman en was het grootste deel van zijn leven beroepssoldaat. Milliet groeide op in kazernes en zijn militaire carrière vorderde gestaag tijdens zijn tijdelijke legering in Arles in 1888. Milliet's regiment was zojuist teruggekeerd uit Tonkin (toen Frans Indochina, tegenwoordig een provincie aan de Chinese Golf in Vietnam). Gedurende deze veldtocht had Milliet een ziekte opgelopen en verlangde sterk naar een herstel periode in het zuiden van Frankrijk. In augustus maakte Milliet een uitstapje naar Parijs en kreeg zesendertig studies van Vincent mee om aan zijn broer Theo te overhandigen. Hij verbleef de rest van de zomer en het begin van de herfst in Arles en vertrok uiteindelijk op 1 november naar Algerije. De jaren daarop maakte Milliet verdere carrière in het leger en deed dienst in Tunesië, Algerije, Marokko en in de Eerste wereldoorlog. Hij werd gepensionneerd in de rang van luitenant-kolonel en kreeg de medaille van het Legioen van Eer uitgereikt. In 1930 zocht Pierre Weiller een nieuwe woonruimte in Parijs en ging op weg om met zijn toekomstige hospita kennis te maken. Bij aankomst ontmoette Weiller de echtgenoot van de hospita, niemand anders dan Paul-Eugène Milliet , toen gepensioeneerd beroepsofficier. Weiller herkende Milliet direct en vroeg hem over zijn kennismaking met Vincent van Gogh. Later schreef hij een artikel “ De Zouaaf van Van Gogh is terecht” dat op dit interview is gebaseerd.1 Milliet overleed in Parijs tijdens de Duitse bezetting in de Tweede Wereldoorlog.
De Zouaven behoorden tot een groep lichte infanterie in het Franse leger. De Zouaafse soldaten kwamen voornamelijk uit Algerije en hoewel zij Europeanen waren, vertoonden hun uniformen arabeske invloeden. Behalve het portret van Milliet zou Vincent van Gogh nog een andere Zouaaf afbeelden in vijf verschillende werken:
Het is interessant om te weten dat er een Amerikaanse tak van de Zouaven bestond waar maar weinigen van op de hoogte zijn. Tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog kozen de regimenten van de beide strijdende partijen zijden voor zichzelf vaak speciale namen en uniformen. Aan de kant van de Unionisten waren een aantal regimenten die zich identificeerden met de Franse Zouaven. Zij droegen korte blauwe jassen, gele hemden en rode broeken en werden vaak gezien in de veldslagen rond 1861. Na1863 werden de Amerikaanse Zouaven zeldzamer.
Paul-Eugène Milliet onderscheidde zich enigszins van normale beroepsmiltairen en leek zeker niet op iemand die had gekozen voor een lange loopbaan in het leger. Milliet had grote interesse voor de kunst en was enthousiast over het schilderen en tekenen. Het was eigenlijk onvermijdelijk dat hij en Van Gogh elkaar zouden tegenkomen in Arles. Van Gogh schreef aan Emile Bernard:
Vincent moedigde Milliet aan in zijn werk en was genoeg onder de indruk om Theo te schrijven en hem te vragen Cassagne's leerboek ‘ABCD du dessin’ op te sturen dat hem kon helpen bij zijn lessen aan de jonge Zouaaf. In de zomer van 1888 verkeerden Vincent van Gogh en Paul-Eugène Milliet regelmatig in elkaars gezelschap, maakten uitstapjes in de natuur en praatten over kunst. Van Gogh herinnert zich een van die plezierige dagen:
Vincent genoot van de vriendschap en vond in Milliet iemand met wie hij van gedachten kon wisselen. Toch verliep de relatie zo nu en dan stormachtig, een steeds weer terugkerend verschijnsel in de vriendschappen van Van Gogh. Aan het begin van zijn loopbaan als kunstschilder was Van Gogh in de leer bij een aangetrouwde neef van hem, de schilder Anthon Mauve. Van Gogh waardeerde de momenten dat zij samen schilderden maar hij was erg gevoelig voor kritiek en dit had een slechte invloed op hun relatie. Op soortgelijke wijze genoot Van Gogh enorm van zijn vriendschap met de schilder Anthon van Rappard, maar ook zij zouden uiteindelijk botsen toen Van Rappard kritiek leverde op Van Gogh’s eerste grote schilderij De aardappeleters. De relatie tussen Van Gogh en Milliet was hetzelfde lot beschoren. Later, in het Weiller interview, sprak Milliet zijn afkeuring uit over Van Gogh’s schildertechniek (enigszins onredelijk omdat de werken van Van Gogh in de tijd van het interview al erg veel succes hadden):
Toch onderhield Milliet een prettige vriendschap met Van Gogh tot aan zijn vertrek naar Algerije. Milliet voegde hier aan toe: “Hij had vetrouwen, vertrouwen in zijn talent, een nogal blind vertrouwen. Trots. Zijn gestel leek me niet bijzonder sterk. Maar over de gehele linie genomen, een goede vriend, geen slechte jongen….”
Het portret hierboven is een tamelijk vlakke uitvoering van het onderwerp en is typerend voor soortgelijke portretten die Van Gogh tijdens zijn verblijf in Arles maakte. Waarschijnlijk schilderde Van Gogh het werk in een vrij kort tijdsbestek omdat hij in een brief erover klaagde dat Milliet zo “slecht poseerde” (Brief 541a). Milliet is te zien in zijn militaire uniform en draagt een herdenkingsmedaille van zijn veldtocht naar Tonkin. De achtergrond is diepgroen, gemaakt met brede en krachtige penseelstreken en betrekkelijk effen vergeken met de gebloemde en versierde achtergrond zoals te zien op het Portret van de postbode Joseph Roulin uit dezelfde periode. De enige versiering is het symbool van een ster en maansikkel in de rechter bovenhoek. Dit symbool was het wapenschild voor Milliet’s regiment en is bedoeld om het onderwerp van het portret nader te definiëren. Uit dankbaarheid voor het poseren en het bezorgen van voltooide werken bij Theo, gaf Van Gogh een studie (zie Brief 561) aan Milliet cadeau, maar over het lot van de studie is verder niets bekend.
Voetnoten
1. Herdrukt in de collectie van Susan Stein, pagina’s 108-111 (zie Verwijzingen hieronder).
1. Jan Hulsker, Vincent and Theo Van Gogh: A Dual Biography (Fuller Technical Publications, 1990). |
Eigenaar |
Locatie |
Johanna van Gogh-Bonger |
Amsterdam |
Cassirer Art Gallery |
Berlijn |
Kröller-Müller Museum |
Otterlo |
Jaar |
Stad |
1908 |
Amsterdam |
1908 |
Parijs |
1910 |
Berlijn |
1912 |
Keulen |
1913 |
Den Haag |
1914 |
Antwerpen |
1927 |
Bazel |
1928 |
Düsseldorf |
1928 |
Karlsruhe |
1929 |
Hamburg |
1929 |
Berlijn |
1930 |
Amsterdam |
1935-36 |
New York |
1946-47 |
Luik |
1947 |
Genève |
1947 |
Bazel |
1947 |
Parijs |
1947-48 |
Londen |
1949-50 |
New York |
1949-50 |
Chicago |
1952 |
Milaan |
1953 |
Amsterdam |
1953 |
Den Haag |
1953 |
Otterlo |
1953-54 |
St. Louis |
1956 |
Eindhoven |
1957 |
Essen |
1958-59 |
San Francisco |
1962 |
Warschau |
1963 |
Tel Aviv |
1963 |
Haifa |
1966 |
Belgrado |
(Vertaald door Jan Geerling)
Terug naar de homepage van de Van Gogh Galerij